1. Stel jezelf en je collega’s eens regelmatig de vraag: Wat inspireert mij/jou/ons in mijn jouw/werk?  Maak daar tijd voor. De vraag en de aandacht ervoor is belangrijker dan het antwoord.

 2. Maak jezelf tot beginpunt van jouw werk en van hoe jij wenst dat er met elkaar wordt omgegaan.  Zie je omgeving als een spiegel van wie jij bent en waar jij nu zit in jouw ontwikkeling. Die vergadercultuur of die baas waar jij last van hebt, dat ben jij zelf ook. Geen ontvluchten meer aan.

3. Wij zijn de spiegel van hoe mensen met ons omgaan. Krijg je geen vertrouwen, kijk eens hoeveel vertrouwen jij de ander geeft. Vind je de mensen afstandelijk, kijk eens hoe persoonlijk jij met anderen omgaat. Beweeg mee waar iedereen zich verzet, breng rust waar iedereen gehaast is.

 4. Spreek je uit, steeds opnieuw en naar de persoon die het betreft over waar je last van hebt. ( niet wat hij/zij fout doet). Breng de discipline op om niet meer te roddelen of te luisteren naar roddels. Mensen doen niet bewust iets fout. Laat ze weten waarom het jou niet goed doet. Spreek om contact te krijgen en luister naar wat de ander te zeggen heeft over jou. Van luisteren en vragen stellen kunnen we leren. Van praten omdat we denken dat wij het weten leren we niets meer.

5. Zorg voor rust in je werkende bestaan. Afstand nemen levert inzichten op. Ga naar buiten, stap uit je routine.  “Zijn” in plaats van “doen”.

Bron: Het licht en de korenmaat